Schoolorganisaties in het primair onderwijs zien dat de vrijwillige ouderbijdrage knelt, dat geeft de PO-Raad aan naar aanleiding van een ledenpeiling. De minister wil kijken of hij de ouderbijdrage kan afschaffen of maximeren. Schoolorganisaties steunen deze aanpassing, maar wijzen er wel op dat voor veel scholen de extra activiteiten onder druk komen te staan. “Het wordt voor sommige scholen onmogelijk extra activiteiten te organiseren, zoals een schoolreisje of lessen in drama of muziek. Er is extra bekostiging per leerling nodig om dit op te vangen”, aldus Freddy Weima, voorzitter van de PO-Raad.
De PO-Raad vroeg leden welke scenario’s met betrekking tot het maximeren van de vrijwillige bijdrage het meest kansrijk zijn. Leden zien een maximering met verschillende bedragen voor het primair- en voortgezet onderwijs als het meest kansrijk. Ook het volledig afschaffen van de ouderbijdrage wordt als kansrijk gezien.
Bij afschaffing van de ouderbijdrage is wel een essentiële kanttekening te plaatsen, want bij het wegvallen van inkomsten uit de ouderbijdrage komen de extra activiteiten bij veel scholen in de knel. Freddy Weima: “Een groot deel van de scholen pleit daarom voor extra lumpsumfinanciering, zodat de ouderbijdrage overbodig wordt.”
Ouders en leerlingen verwachten dat naast de basiskennis- en vaardigheden op school ook aandacht wordt besteed aan extra activiteiten zoals muziek, sport en drama. Deze extra activiteiten worden vaak (mede-)bekostigd vanuit de vrijwillige ouderbijdrage. Een plafond tot maximering zou niet moeten leiden tot verschraling in het brede aanbod van ons onderwijs, zeker niet bij scholen met veel kwetsbare kinderen.
Freddy Weima: “Dat scholen ouders om geld moeten vragen voor het realiseren van een rijk aanbod, bevestigt het beeld van een jarenlange tekortschietende bekostiging van het primair onderwijs. Het publieke karakter van ons onderwijs komt steeds meer onder druk te staan.” Dit constateert ook de Onderwijsraad. Net als de Onderwijsraad roept de PO-Raad de overheid op duidelijkheid te geven over het publieke karakter van onderwijs en over zaken die wel en niet tot publiek bekostigd onderwijs horen.